Reddingsvesten
Is het zinvol een reddingsvest te dragen?
Een vertrekker zei eens tegen ons: “wij gaan er van uit dat je dood bent als je overboord valt”. Dat is ons een beetje te fatalistisch. Tenslotte varen we naar warm water en daar overleef je zoiets veel langer dan in de koude noordelijke wateren. In de ARC 2006 viel een man overboord, die pas 24 uur later levend en wel werd opgepikt door een andere boot. En ook als je solo zeilt zijn er mogelijkheden. Als je een Personal Epirb in je zak stopt kun je die activeren en wordt je meestal binnen een halve dag gevonden, ook midden op de oceaan. Er wordt hard aan gewerkt om zoiets in reddingsvesten te integreren.
Wanneer draag je je reddingsvest?
Altijd! Dat klinkt leuk, maar zo werkt het niet. Daarvoor zit dat ding toch teveel in de weg. Wij hebben daarvoor afspraken gemaakt. Zit iemand alleen in de kuip dan draagt die altijd een vest. Is de zee onrustig of waait het hard, dan ook aanhaken aan de vaste punten in de kuip. Waait het meer dan 18 knopen of is de zee erg onrustig, gaan de vesten aan. Is het water kouder dan 15 graden, gaan de vesten aan. Moet je uit de kuip: reddingsvest aan en aanlijnen aan de lifelines. Om je te kunnen aanhaken heb je een harnas nodig, dat tegenwoordig in veel opblaasbare vesten is geintegreerd.
Tegenstrijdige eisen
Reddingsvesten moeten aan twee tegenstrijdige eisen voldoen: licht en comfortabel te dragen en een groot drijfvermogen. Een reddingsvest zonder voldoende drijfvermogen is zinloos, een reddingsvest dat vervelend zit draag je niet en werkt nog minder. Als vertrekker vaar je vaak vele dagen achter elkaar, waarbij je veel je reddingsvest draagt, wat het draagcomfort nog belangrijker maakt. De meest comfortabele reddingsvesten zijn de opblaasbare. Ze zijn relatief licht en nemen weinig ruimte in. Ze zitten dus niet erg in de weg als je door de kuip banjert, schoten en vallen verstelt of zit te eten.
Een goed reddingsvest houdt je drijvend met je hoofd boven water. Het vest moet je op je rug draaien als je met je hoofd naar beneden ligt. In onze noordelijke wateren vaar je vaak met zware zeilkleren aan en dan heb je een 275N vest nodig. In de tropen zou je misschien met een 150N vest kunnen volstaan. Het vest moet een opblaasautomaat hebben, die reageert op water (meestal een zouttablet, die oplost) en een koordje om het vest handmatig tot opblazen te dwingen. En er moet een slangetje met ventiel op zitten om extra lucht in het vest te kunnen blazen. Ze lopen namelijk langzaam leeg. Via dit slangetje kun je ook lucht uit het vest laten. Dat kan nodig zijn om in een reddingsvlot te kunnen klimmen.
Extra eisen aan reddingsvesten voor oceaanzeilers
Verbeterd draagcomfort krijg je door een vest te kiezen met een kraag van fleece. Wij hebben onze vesten van een fleecekraag voorzien, omdat het nylon na een tijdje toch gaat irriteren.
Ieder zijn eigen vest. Zet je naam in of op het vest. Het is ook een goed idee de naam van het schip op het vest te zetten. Wordt een vest -met of zonder een persoon er in- op zee gevonden, dan kan het bijbehorende schip opgespoord worden.
Op het moment dat je te water raakt en het reddingsvest opblaast dreigt het vest omhoog te gaan, over het hoofd van de drenkeling heen. Een kruisband, die voor en achterkant van het vest via je kruis met elkaar verbindt verhindert dat. Een kruisband is nog steeds niet standaard op reddingsvesten, maar zou dat wel moeten zijn. Belangrijkste nadeel is dat toiletbezoek moelijker wordt.
Ben je te water geraakt en is het vest opgeblazen, dan werkt het als een soort zeil, met je voeten als roer. Gevolg is dat je met je gezicht naar de aanstormende golven draait. Je kunt vervolgens verdrinken door de binnenkomende golven. Om dit te voorkomen moet er een doorzichtige spatwaterkap bij het vest zitten, die je over je hoofd kunt trekken. Ook dit is niet standaard.
Je raakt niet snel te water, maar de kans is groot dat het rotweer is als het gebeurt. Donker, hoge golven, veel wind, veel lawaai. Je maatje aan boord moet je dan terug zien te vinden op die hele grote oceaan, waar je misschien 100 meter om je heen kunt zien. Drie extra’s helpen hierbij: een knipperlicht, een fluitje en reflectiestrepen op het vest. Die reflectiestrepen zijn goed te zien als je met een schijwerper over de zee schijnt. Reflectiestrepen zitten vaak standaard op het vest, fluitje en knipperlicht zijn vaak extra’s.
Reserveonderdelen
Als laatste is het verstandig om te kijken naar de verkrijgbaarheid van reserveonderdelen. Wij hebben eindeloos winkels afgelopen om onderdelen voor de opblaasautomaat te vinden. Bij de automaat zijn er drie onderdelen, die bij het opblazen verbruikt worden: de CO2-patroon, de zouttablet en/of een (groen) plastic breekpennetje. Er zijn twee standaard CO2-patronen in de handel: een 33 grams en een 60 grams voor respectievelijk de 150N en de 275N reddingsvesten. Soms gebruiken fabrikanten niet-standaard patronen. Zo gebruikt Secumar 63-grams patronen, die wij overigens gewoon door 60-grams hebben vervangen. Zouttabletten zijn er helaas ook in soorten en maten. Alleen de juiste tabletten passen in de automaat. En dat zelfde geldt voor de breekpennetjes. Zoek dus voor je vertrekt uit of de onderdelen verkrijbaar zijn waar je heen gaat, of neem voldoende reserveonderdelen mee. Wij hadden twee reservesets mee, die allebei nodig waren om per ongeluk opgeblazen vesten weer bruikbaar te maken. Daarna lukte het pas op de Canarische eilanden om reservemateriaal te bestellen (voor onze Secumars niet in Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal).
Het reddingsvest testen
Je kunt het reddingsvest laten testen, maar je kunt ook een heleboel zelf doen.
Buitenkant
Bekijk allereerst de buitenkant: is er slijtage van de hoes of van de banden? Is het stiksel nog intact? De gespen werken nog en zijn niet aan het roesten? Verwijder al het aanwezige zout. Is de naam nog leesbaar?
Binnenkant
Maak vervolgens de hoes open. De hoes kan met klittenband of met een ritssluiting dicht zitten. Zijn klittenband of rits nog intact? Smeer eventueel de rits met teflon of vaseline. Je ziet dan het drijflichaam, die verbonden is met de banden aan de buitenkant. Zijn de verbindingen nog intact? Zijn er slijtageplekken op het drijflichaam (kijk vooral op de drukpunten, zoals achter de automaat en de CO2-patroon en op de vouwlijnen). Zitten de reflectiestrepen er nog op?
Extra’s
Zit het fluitje er nog bij en zit het goed vast met een koordje aan het vest? Zit het knipperlicht er nog bij? Werkt het knipperlicht nog? Is de batterij aan vervanging toe (betekent vervanging van het hele lampje)? Is de sprayhood aanwezig en zit die met een koordje vast?
Drijflichaam
Je kunt nu het drijflichaam opblazen met het er aan vast zittende slangetje. Laat het vest 24 uur opgeblazen liggen en kijk hoever hij leegloopt.
Automaat
Draai de CO2-patroon los. Zit er een gaatje in? Dan is de patroon leeg en moet vervangen worden. Met de CO2-patroon eruit kun je de automaat verder bekijken zonder dat de cylinder leegloopt of het vest opblaast. Raadpleeg hierbij de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Elke fabrikant maakt zijn eigen automaat, die weer helemaal anders is dan die van de concurrent. Trek je aan het touwtje dan springt het mechanism open en zie je de doorn, die de CO2-patroon moet doorboren. Je moet het mechanisme nu weer op scherp stellen. Daarbij heb je waarschijnlijk weer een breekpennetje of iets dergelijks nodig. Draai de CO2-patroon weer stevig vast. Check op de automaat of je alle groene vlakjes ziet, die je volgens de fabrikant moet zien. Check de zouttablet (die moet niet brokkelig zijn) en vervang de zouttablet pakweg elk jaar als je veel vaart.
Komt je vest niet door je eigen keuring, laat er dan een expert naar kijken of koop een nieuw reddingsvest als het oude in een erg trieste staat is.